Wel of geen diagnose?
Wanneer doe je er goed aan om je kind te laten testen?
Autisme, ADHD, ADD, dyslexie, depressie, ODD, CD, DCD, OCD, (game)verslaving… Dit zijn slechts enkele van de vele diagnoses waar de laatste jaren flink gestrooid mee lijkt te zijn. En dan heb ik het nog niet eens over de niet-officiële diagnoses die ouders soms zelfs op hun eigen kinderen plakken. Zoals nieuwetijdskinderen, regenboogkinderen, hsp, strongwilled etc. Laat één ding duidelijk zijn; ik zal de laatste zijn om te stellen dat al deze ‘labels’ onterecht zijn opgeplakt! Ik heb echter wel grote twijfels of het in alle gevallen echt noodzakelijk is geweest om een kind voor de rest van zijn leven een stempel van een psychiatrische aandoening te geven. Een kind heeft hierin geen keuze, maar moet er wel de rest van zijn leven mee dealen.
De impact van een diagnose
De impact op je toekomst
De meeste diagnoses zijn echter levenslang. Je kunt je afvragen of de gevolgen op lange termijn in verhouding staan tot de ‘vruchten’ die er op kortere termijn van kunnen worden geplukt. Denk maar eens aan de impact op het vinden van aansluiting bij leeftijdsgenoten. Of aan de de ontwikkeling van je eigen identiteit. Denk eens aan dat sollicitatiegesprek voor die droombaan. Maar ook praktische dingen zoals het afsluiten van (zorg)verzekeringen of het behalen van je rijbewijs. Al deze zaken kunnen worden beïnvloed door zo’n diagnose. Ik zeg niet dat het onmogelijk is geworden, maar het zal zeker niet makkelijker worden om je dromen en doelen te verwezenlijken.
Het hebben van een psychiatrische diagnose maakt dat mensen op een andere manier naar je kijken, andere verwachtingen van je hebben en je daardoor op een andere manier zullen benaderen. Dit resulteert vaak in een selffulfilling prophecy, ook bekend als het ‘pygmalion-effect’. Dit effect is wetenschappelijk aangetoond. Het maakt duidelijk dat kinderen zich gaan gedragen naar de verwachtingen die (impliciet) door de omgeving worden gecommuniceerd. Wanneer een leerkracht hoge verwachtingen heeft van een kind, zal dit kind beter presteren dan wanneer een leerkracht lage verwachtingen heeft van een kind. Als een kind veelvuldig te horen krijgt ‘jij kan dit niet/jij vindt dit moeilijk, want jij hebt ….’ dan zal het kind hier zich uiteindelijk ook naar gaan gedragen en zo voor de omgeving de eerder gestelde diagnose bevestigen.
De impact op je zelfbeeld
Hoe andere mensen naar je kijken en je benaderen, bepaalt natuurlijk voor een groot deel ook hoe je naar jezelf gaat kijken. Door een kind een label te geven, geef je eigenlijk de boodschap ‘jij bent niet normaal’. Terwijl in veel gevallen het gedrag wat misschien opvallend of anders is, zich slechts in sommige situaties voor doet. En misschien is dat gedrag juist wel door de omgeving getriggerd. En bovendien; wat is ‘normaal’??
Toename van het aantal diagnoses
De maatschappij is de afgelopen decennia totaal veranderd. Er ontstaat een discussie of we in de afgelopen jaren beter geworden zijn in het herkennen van stoornissen, of dat we gewoon een stuk minder tolerant zijn geworden voor gedrag dat afwijkt van de ‘middenmoot’.
Er zijn vele vele véle onderzoeken te vinden die allemaal een enorme inflatie laten zien in het aantal gestelde diagnoses onder kinderen en adolescenten de afgelopen decennia. Waar in 1970 bijvoorbeeld nog 1 op de 10.000 kinderen een diagnose had binnen het Autisme Spectrum, is dat in 2013 1 op de 50. In Denemarken ligt dat getal een stuk lager, namelijk 1 op 150. (Bron)
De invloed van de maatschappij
De maatschappij is de afgelopen jaren veranderd en we zijn meer en meer gaan ‘stoornisdenken’. Wanneer iets niet lekker loopt met een kind richten we ons vooral op ‘wat is er mis met dit kind’. Het lijkt vooral belangrijk te zijn om de oorzaak en het probleem te achterhalen (en bij voorkeur ook bij het kind te leggen!). Er wordt veelal voorbij gegaan aan de vraag ‘wat heeft dit kind, deze ouders en deze school nodig zodat het weer beter loopt’.
Ook wordt onze beeldvorming van opvoeding beïnvloed door vrolijke reclames en social media. We zien gezellige gezinnen waar alles koek en ei is. En we zien dat de buurvrouw na schooltijd met haar 3 kinderen gezellig koekjes heeft gebakken. Daarna heeft ze nog een uitgebreide knutselsessie gehouden en tenslotte een volledig verantwoorde, pakjes en zakjesvrije, vegetarische maaltijd heeft gekookt. Uiteraard was dat “#yummie” en heeft het hele gezin ervan gesmuld. En dan kijk je naar je eigen zooitje ongeregeld… Die weer eens een blik knakworstjes en een potje appelmoes leeg eten. En ondertussen slaan ze elkaar bij tijd en wijle de hersens in. Dan kan het toch niet anders dan dat je het gevoel krijgt dat er iets goed mis is met jouw opvoeding of je kinderen?! Hierdoor maken we onszelf als ouder onzeker en krijgen we het idee dat we heel hard hulp nodig hebben.
Laten we hier met z’n allen een punt achter zetten en terugkeren naar de basis van opvoeden; wat heeft dit kind nodig? Soms is dat een omgeving die zijn mindset veranderd, soms is dat wat extra structuur, soms wat trucjes of hulpmiddeltjes om in het dagelijkse leven te kunnen gebruiken en soms gewoon een (spreekwoordelijke!) schop onder de kont.
Het belang van de GGZ en diagnoses
Bovenstaand epistel is niet bedoeld om de hele GGZ af te schaffen en alle diagnoses in de ban te doen.
Uit onderzoeken blijkt dat 10-20% van de kinderen die gediagnostisceerd zijn met een psychiatrische stoornis, hierdoor ernstig beperkt worden in hun functioneren. Het probleem is alleen dat deze kinderen – die de hulp zo hard nodig hebben-, nu vaak geen toegang krijgen tot de juiste hulp. Dit komt doordat de wachtlijsten van hulpverleningsinstanties door de enorme toename aan diagnoses uitpuilen. Hierdoor moeten ze vaak maanden lang wachten op hulp en worden de problemen alleen maar groter.
Laten we dus vooral proberen om deze vorm van zorg zoveel mogelijk ruimte en tijd te geven zodat zij zich kunnen richten op degenen die het écht nodig hebben.