Als leren niet vanzelf gaat
Leerproblemen heb je in vele soorten en maten. Denk bijvoorbeeld aan problemen met getallen en rekenen, of met lezen en letters. Maar denk ook aan problemen als moeite hebben met automatiseren, of met het begrijpen van visuele uitleg, of met werktempo, met onderpresteren en nog veel meer! De termen dyslexie, dyscalculie, NLD, overvraging en ondervraging zullen je vast niet onbekend voorkomen.
Ook voor deze problemen geldt dat het niet gaat om een objectief, vastomlijnde stoornis. Natuurlijk is er echt een deel van de kinderen met leerproblemen ernstig beperkt door een stoornis, maar daartussenin zit een groot grijs gebied van kinderen die ‘niet mee kunnen komen’ op bepaalde vakken op school. Alleen is dan de vraag, voor wie is dit een probleem?
Waardoor ontstaan leerproblemen?
Misschien flauw om mee te beginnen, maar een groot deel van de leerproblemen (en dan heb ik het over dat grijze gebied van hierboven) ontstaan door de manier waarop het onderwijs is vormgegeven. Kinderen met leerproblemen krijgen hun etiket omdat het onderwijs kijkt naar de prestaties van gemiddelde leerlingen. Alle scores en cijfers die worden gegeven zijn gebaseerd op een vergelijking met de ‘gemiddelde leeftijdsgenoot’. Maar feit is dat uitblinkers én uitvallers nu eenmaal voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van een gemiddelde score. Scholen worden op hun beurt weer beoordeeld op de gemiddelde scores van de kinderen die zij onderwijzen. Dus zijn zij er bij gebaat om de onderpresteerders met veel pijn en moeite en remedial teaching hun score te laten opkrikken. Vervolgens brengt elke nieuwe groep 1 weer nieuwe uitblinkers en uitvallers met zich mee. Dus hier ontstaat een never ending story die jaarlijks veel tijd en geld, maar nog veel belangrijker; veeeele kinderen een ontzettend beschadigd zelfbeeld kost.
De huidige prestatiemaatschappij draagt er zeker niet aan bij om het probleem op te lossen. Veel ouders mogen maar wat graag pronken met hun excellente kinderen. En als Pietje maar onvoldoendes blijft krijgen voor rekenen, is het toch fijner om te kunnen zeggen ‘Tja, hij kan er niets aan doen want hij heeft dyscalculie’. In plaats van te moeten zeggen ‘Tja, Pietje vindt rekenen gewoon heel moeilijk en geen bal aan’. Sommige mensen zijn nou eenmaal sterk in rekenen, maar zijn sociaal wat zwakker, andere mensen blijven hun leven lang moeite houden met spelling (lang leve autocorrect!), andere mensen hebben moeite met het onthouden van algemene kennis maar hebben een geweldige gave om mensen aan het lachen te maken. Cliché maar waar; ieder heeft zijn eigen talenten, maar ook zeker zijn eigen gebreken.
Vroeger was alles beter… toch?
Tegenwoordig hebben we de keuze uit ontelbaar veel beroepen. Hierdoor merk ik ook dat veel ouders een soort angst ontwikkelen dat hun kind beperkt wordt. Ze zijn bang dat hun kind door een slechte score op een vak niet kan worden wat hij graag wil. Of erger nog: wat ouders graag zouden willen dat hij gaat worden. Door te zorgen dat alle scores zo hoog mogelijk zijn, geef je je kind ook een soort keuzevrijheid mee. Vroeger was dat een stuk simpeler; als je handig was, dan werd je timmerman! Als je een vrouw was, dan werd je huisvrouw! En was je vader toevallig een boer, dan werd je ook boer! Scheelt in elk geval een boel keuzestress!
Hoge cijfers geven misschien vaak wel een makkelijke route voor een opleiding naar keuze, maar ze zijn gelukkig niet de enige weg naar een fijne toekomst. Om te worden wat je graag wil zijn, zijn ook normen en waarden, een arbeidsethos, misschien zelfs een dosis geluk en nog vele andere zaken soms net zo belangrijk dus: haal de focus af van die resultaten!
Wat kun je eraan doen?
Bovenal: geef je kind de boodschap dat hij goed is zoals hij is. Natuurlijk is het belangrijk dat je kind zijn best doet. Maar soms loopt je kind nu eenmaal tegen zijn of haar eigen plafond aan. Wanneer je een kind hebt die niet goed mee kan komen, volgt er vanuit school vaak de impliciete boodschap dat hij ‘minder’ is dan de rest van de kinderen. Dit doet een zelfbeeld van kinderen nooit goed en heeft ook weer het pygmallion effect tot gevolg (kinderen gaan zich gedragen naar de verwachtingen die leerkrachten hebben; een negatieve verwachting zal zorgen voor negatieve prestaties).
Het is dan ook belangrijk om hier als ouders over in gesprek te komen met school. Geef aan wat je ziet wat voor impact dit heeft op je kind en zijn zelfvertrouwen. Probeer gezamenlijk de aandacht te verleggen naar het proces van het leren in plaats van het eindresultaat. Zorg dat een kind plezier houdt in het naar school gaan en gemotiveerd blijft om zich te ontwikkelen en dan komt er vanzelf uit wat hij in zich heeft. Uiteraard bedoel ik niet dat je je kind uit groep 3 nooit meer hoeft te laten oefenen als hij lezen stom vindt. Iedereen leert van oefening en herhaling, soms zelfs pas na hele lange tijd. Er is echter wel een verschil tussen oefenen, wat extra aandacht aan besteden en heel veel nadruk op leggen.
Ook zijn er dingen die je, of liever gezegd school, kan doen om het leren iets makkelijker te maken. Welke aanpassingen dit zijn hangt af van je kind en de problemen die hij of zij ervaart (als je me al even volgt, weet je dat ik dol ben op inzoomen op je kind en uitpluizen wat het probleem is.
Aanpassingen die je zou kunnen overwegen:
Denk bijvoorbeeld eens aan de volgende aanpassingen (maar wees je bewust van de valkuil om er niet te veel nadruk op te leggen waardoor een kind zich een uitzondering voelt)
- Aanpassing van de lay out van het aangeboden materiaal. Sommige kinderen hebben veel last van onoverzichtelijke pagina’s in werkboeken en plaatjes, rijtjes en teksten die allemaal door elkaar staan.
- Extra visuele of juist verbale uitleg. Kinderen met NLD problematiek zijn juist gebaat bij extra verbale uitleg en bij voorkeur zo min mogelijk afleidende dingen op papier.
- Extra visuele ondersteuning. Een geheugensteuntje of een tafelkaart kan kinderen goed helpen wanneer automatiseren moeilijk is
- Duidelijke structuur in het aanbieden van opdrachten. Als kinderen moeite hebben met schakelen tussen verschillende oplossingsstrategieen, kan het helpen om de opdrachten meer gestructureerd aan te bieden zodat er een duidelijke onderverdeling bestaat in strategie.
- Voor leerkrachten: beloon het oefenen en niet het resultaat. Zet de minder sterke kinderen ook eens in het zonnetje bij hun probleemvak. Bijvoorbeeld omdat ze zo hard hun best hebben gedaan of zo netjes hebben gewerkt. Dat vergroot de motivatie om verder te oefenen zó veel meer dan wanneer je elke keer gedemotiveerd wordt omdat je weer eens de slechtste of laatste bent.