Schoolstress en prestatiedruk slopen kinderen – faalangst is zelden het echte probleem
13 oktober 2025 

Schoolstress en prestatiedruk slopen kinderen – faalangst is zelden het echte probleem

Milan is 11. Een slimme jongen die iedereen omschrijft als gevoelig en sociaal, een kind dat altijd probeert om het goed te doen. Op school is hij rustig, beleefd en behulpzaam. “Van Milan willen we er wel 100 in de klas,” zei zijn leerkracht tijdens het eerste gesprek van dit schooljaar. Maar thuis is er wél een probleem. Iedere middag verandert hij in een tikkende tijdbom. Een verkeerde vraag, een blik van zijn zusje, een zucht van zijn moeder  en hij barst. Niemand begrijpt waarom en ondertussen loopt iedereen op eieren thuis.

Wat er bij Milan speelt, zie ik als orthopedagoog elke week terug bij kinderen: dit is geen faalangst, dit is prestatiedruk. En prestatiedruk is geniepiger. Het gaat niet over falen, het gaat over voortdurend het gevoel hebben dat je tekortschiet, dat je elke dag moet bewijzen dat je goed genoeg bent.

“Er is niks met hem aan de hand op school”

Het lastige is: op school zien ze het niet. Tussen half negen en drie uur houdt Milan zich groot, hij past zich aan, hij geeft de juf geen zorgen. Maar zodra hij thuiskomt, komt de ontlading. Kinderen laten hun spanning zelden zien waar die ontstaat, maar daar waar zij zich veilig genoeg voelen om te vallen: thuis. Ouders krijgen de emotionele storm over zich heen en krijgen er ook nog kant-en-klare oordelen bij: “Hij is snel afgeleid”, “Hij moet leren doorzetten”, “Hij heeft een motivatieprobleem”. Maar kinderen die de hele dag op hun tenen lopen zijn niet ongemotiveerd. Ze zijn uitgeput.

Gevoelig kind zit verdrietig op de bank door druk en schoolstress

Prestatiedruk is geen hype, het is een systeemprobleem

Prestatiedruk is geen opvoedhype of modewoord. Het is een systeemprobleem. We zijn met elkaar gaan geloven dat kinderen altijd vooruit moeten. Sneller lezen, beter rekenen, beter plannen, netter schrijven, meer zelfstandigheid, meer discipline, meer bewustzijn, meer groei. Zelfs spelen moet tegenwoordig iets opleveren: “goed voor de fijne motoriek” of “stimuleert de prikkelverwerking”. Wanneer is spelen nog gewoon spelen? Wanneer mag een kind bestaan zonder te presteren?

Faalangst is niet het probleem – het is een symptoom

Faalangst is zelden het begin van het probleem, het is een gevolg. Kinderen zijn bang om te falen omdat de lat constant voelbaar is. Alles wordt gemeten: CITO-scores, niveaugroepen, rapportdoelen, instructietijden. En dan vergelijken kinderen zichzelf ook nog de hele dag met elkaar. De veilige ruimte om fouten te maken wordt kleiner, terwijl fouten juist de motor van leren zijn.

Kinderen reageren verschillend op die druk. De één zet zijn masker op en wordt de brave pleaser. Op school doet hij alles goed, thuis zinkt hij langzaam weg in frustratie. De ander blokkeert en haakt af. “Ik kan dit niet”, “dit is stom”, “ik doe het niet meer”. Niet omdat hij tegendraads is, maar omdat zijn brein op slot schiet onder stress. In beide gevallen wordt gedrag verkeerd geïnterpreteerd. Het is geen karaktereigenschap maar een stressreactie.

Pushen helpt niet. Pamperen ook niet.

Toch blijven we in hardnekkige reflexen hangen. Ouders worden onzeker en gaan duwen: kom op, even doorzetten, niet zo moeilijk doen. Dat werkt averechts. Kinderen onder druk duwen maakt meer stress. Andere ouders gaan juist steeds meer overnemen. Ik zie het zo vaak: een kind dat vastloopt en ouders die uit liefde de redder worden. “Laat maar, ik help wel.” Maar daarmee leert een kind dat vermijden veiliger is dan proberen. Beide strategieën maken het probleem groter.

Kinderen falen niet omdat ze zwak zijn. Ze blokkeren omdat niemand ze heeft geleerd wat ze moeten doen als iets moeilijk wordt.

Hoe doorbreek je prestatiedruk thuis?

Wat dan wel? In gezinnen gaat het pas beter als de volgorde verandert: eerst spanning omlaag, dan pas leren. Emoties gaan vóór prestatie. Het brein kan alleen leren als het zenuwstelsel kalmeert. Pas als veiligheid terug is, komt leercapaciteit terug.

  1. Thuis begint dat met herstel. Niet meteen huiswerk zodra je kind thuiskomt, maar eerst ontladen. School is topsport voor het brein. Een klas vol prikkels, sociale druk, toetsen, verwachtingen. Het is niet vreemd dat kinderen uitbarsten zodra ze thuiskomen, het is logisch. Thuis moet daarom geen tweede schooldag beginnen. Herstel eerst, schoolwerk later. Dat voorkomt discussie en strijd.
  2. Het tweede wat helpt is het klein maken van leren. We vragen te veel in één keer en dan noemen we de weerstand vervolgens koppigheid. Maar weerstand is geen houding, het is een signaal van een brein dat het overzicht kwijt is. Als je leert afpellen tot één mini-stap tegelijk, opent het brein zich weer. In plaats van “maak je huiswerk” begin je met “pak je pen”. Klein is niet kinderachtig. Klein is slim.
  3. Derde sleutel: kinderen moeten leren voelen wanneer hun spanning stijgt. Niet pas als ze instorten, maar eerder. Een eenvoudige spanningsmeter van 0 tot 10 kan al een wereld van verschil maken. Het geeft woorden aan iets wat anders onzichtbaar blijft. Als spanning boven de zes komt, moet de druk er even af. Grenzen stellen is in dit geval: stoppen voordat je brein blokkeert. Dat is geen zwakte maar efficiënt zelfmanagement.
  4. Thuis moet de prestatiedruk omlaag. Geen beoordelende gesprekken aan de eettafel, maar onderzoekende. Niet vragen naar cijfers, maar naar strategie: wat werkte vandaag voor jou? Wat ga je morgen opnieuw proberen? Kinderen bouwen geen zelfvertrouwen op door te horen dat ze slim zijn. Ze bouwen zelfvertrouwen op door te merken: ik kan invloed hebben op wat ik doe.
  5. En bovenal: emotie eerst, dan vaardigheid. Leren gebeurt niet als een kind in paniek is. Soms is één zin genoeg om spanning te zakken: ik zie dat je vastloopt. Je hoeft het niet meteen te kunnen. We doen het stap voor stap. Geen drama, geen reddingsactie. Gewoon erkenning, richting en rust. Dáár groeit een kind van.

Kind dat moe en verdrietig thuiskomt na een schooldag vol spanning

Hoe het met Milan ging

Bij Milan werkte deze aanpak. Niet omdat hij therapie kreeg of omdat er een ingewikkelde methode werd ingezet. Het werkte omdat de volgorde veranderde. Eerst ontladen na school, pas daarna taken doen. Niet langer “doe het gewoon”, maar “één stap tegelijk”. Geen discussies meer over cijfers, maar gesprekken over aanpak. Telefoon weg tijdens huiswerk, zodat zijn brein niet voortdurend werd onderbroken door meldingen. Binnen drie weken daalde de spanning. Binnen zes weken verdwenen de uitbarstingen. Binnen tien weken begon hij zichzelf weer toe te vertrouwen dat hij dingen kon leren. Niet omdat het makkelijker werd, maar omdat het veilig werd om te proberen.

Wat jij hieraan hebt als ouder

Dit verhaal gaat niet alleen over Milan. Dit verhaal gaat over duizenden kinderen. Als jouw kind thuis ontploft, blokkeert of wegzakt, dan is dat geen teken dat het niet wil. Het is een signaal dat het te veel moet dragen. Prestatiedruk breekt kinderen af, niet omdat ze zwak zijn, maar omdat we vergeten zijn dat een kind geen machine is. Een brein is geen motor die steeds sneller draait als je eraan trekt. Het is een vuur dat zuurstof nodig heeft om te blijven branden.

We moeten stoppen met kinderen dwingen om te presteren onder druk. Druk is geen opvoedmiddel. Rust wel. Veiligheid wel. Structuur ook. Als je daarmee begint, komt de groei vanzelf.

Het onderwijs is niet kapot, maar de verwachtingen wel. Het brein van een kind is geen motor die steeds sneller kan. Het is een vuur dat moet blijven branden.

Over de schrijver
Ik ben Lara van der Zwaag, orthopedagoog en oprichter van de Online Opvoed Uni. Ik help ouders om met meer vertrouwen en minder strijd op te voeden. Vanuit mijn expertise begeleid ik ouders van temperamentvolle en (hoog)gevoelige kinderen en geef ik trainingen, masterclasses en lezingen. Mijn kracht is het vertalen van wetenschappelijke kennis naar praktische handvatten die gezinnen meteen kunnen toepassen. Daarnaast ben ik regelmatig te zien als gastexpert voor diverse media rondom actuele opvoedthema’s.